Liturgie

Liturgie is één van de drie kerntaken van onze kerkgemeenschap, naast de catechese (geloofsonderricht) en de diaconie (dienende inzet).
De liturgie is de viering van ons geloof. Hier ontvangt de Kerk haar levenskracht. Ze wordt er met Gods Geest gesterkt, opdat ze in de wereld een levend teken kan zijn van Gods liefde voor de mensen.

De aanwezigheid van de Heer herkenbaar maken in woord en gebaar, dat is wat er in de liturgie gebeurt. In de liturgie is het de Heer Jezus die door taal en symboliek spreekt en handelt, troost en zalft, vergeeft en bemoedigt. Wat Jezus tijdens zijn aardse leven deed, doet Hij nu nog steeds voor ons; m.n. in zeven sacramenten, zeven ‘heilige tekens’ die het Paasgeloof verbeelden.
Sacramenten vieren… is in feite Pasen vieren

Pasen in de Schrift
“Pasen” is in de bijbel een sleutelbegrip. Aan de oorsprong ervan staat het verhaal van de uittocht uit Egypte. Dit verhaal vertolkt een grondervaring van het volk van Israël. Dankzij de reddende nabijheid van God is het ongelooflijke gebeurd: doorheen de engte van de Rode Zee – de “wateren van de dood” – hebben de Joden de overgang kunnen maken van slavernij naar vrijheid, van dood naar nieuw leven. Deze eerste “uittocht” wordt in de verdere geschiedenis van Israël telkens in herinnering gebracht. Ze houdt ook steeds opnieuw de hoop wakker op nieuwe “uittochten”, zoals bijvoorbeeld de terugkeer na de ballingschap. In die zin wordt “Pasen” (in de betekenis van “doortocht”, “overgang”) een beeld dat Israël telkens weer zal helpen om de eigen ervaringen gelovig te duiden. 

Zo gebeurt het trouwens ook in het nieuwe Testament. Wanneer de eerste christenen beginnen te spreken over de verrijzenis van Christus, dan duiden ze deze ervaring als de ultieme “uittocht”. Jezus heeft de meest ongelooflijke doortocht gemaakt die de mens zich zou kunnen voorstellen: de doortocht van dood naar nieuw leven. De boodschap van zijn verrijzenis maakt dat de dood geen absoluut einde meer is, waar de mens in de leegte van het niets valt: sterven wordt een doorgang, een Pasen, naar iets nieuws. En zoals bij de uittocht uit Egypte is het ook hier slechts Gods Liefdeskracht die deze overgang voor de mens mogelijk maakt. 

Delen in het Pasen van Jezus Christus…
De sacramenten van doop, eucharistie en vormsel worden vaak de initiatiesacramenten genoemd. Ze doen ons delen in het Pasen van de Heer Jezus Christus. Het zijn momenten waarin de verbondenheid met Christus gevoed en verdiept wordt. Elk op hun manier drukken de sacramenten uit dat wij nu reeds deel krijgen aan zijn sterven én verrijzen, aan zijn Pasen, en dat wij reeds mogen proeven van het “nieuwe leven” in Hem. 

Eenheid in verscheidenheid
De zeven sacramenten staan in nauw verband met elkaar, maar toch hebben ze elk hun eigenheid. Ze staan ook niet allemaal op dezelfde hoogte. In de eerste plaats zijn er de twee “basissacramenten”: doopsel en eucharistie. Het doopsel brengt een levensverbond tot stand tussen een mens en God. De gedoopte krijgt een nieuwe identiteit als broer of zus van Christus, en wordt binnengeleid in de kerkgemeenschap. De christelijke initiatie loopt uit op de eucharistie, het centrale sacrament, dat ook steeds wordt herhaald. De eucharistie is in de kern de dankbare “gedachtenis” van alles wat God gedaan heeft voor het heil van de mensen, in het bijzonder van “de daden des Heren, zijn leven zijn dood en verrijzenis”. 

Het vormsel is van secundair belang: het is eigenlijk een bevestiging en voltooiing van het doopsel. Het wil de gave van de Pinkstergeest in het licht stellen: men bidt dat Gods goede Geest met zijn kracht de gedoopten doordringt, zodat ze het “nieuwe leven”, dat ze bij het doopsel als een gave hebben gekregen, in hun levenshouding concreet kunnen maken. 

Naast deze drie initiatiesacramenten zijn er twee sacramenten die eigenlijk een soort “hernieuwingen” zijn van de basisverbondenheid met God, namelijk het sacrament van de verzoening en de ziekenzalving. Elk op hun manier willen zij de verbondenheid met Christus herstellen of verstevigen, wanneer die bedreigd of gebroken is door ernstige ziekte of zonde. De Katechismus noemt ze de “sacramenten van genezing”. Bij het sacrament van de verzoening gaat de belijdenis van de zonden samen met de belijdenis van Gods barmhartigheid en vergeving. Bij de ziekenzalving bidt men om een bijzondere gave van de heilige Geest: een genade van bemoediging en vrede, van troost en moed om door de pijn van het lijden heen te komen, in verbondenheid met Christus. 

Verder zijn er twee sacramenten die, ook elk op hun manier, te maken hebben met de opbouw van de kerkgemeenschap als “Lichaam van Christus”, het sacrament van de wijding en dat van het christelijk huwelijk. Door de wijding wordt de zending die Christus aan de apostelen toevertrouwde, verder gezet: dit sacrament realiseert een bijzondere verbondenheid tussen Christus en de gewijde, zodat deze met heel zijn leven deelt in de diensttaken van verkondiging aan, en heiliging en leiding van het Godsvolk. Het levensverbond van liefde en trouw dat man en vrouw samen aangaan is op een andere manier sacrament van Gods verbond van trouw aan de mensen en van Christus’ intieme band met de Kerk. 

Pasen in zeven kleuren
Zoals we reeds aanstipten is het Paasmysterie aanwezig in het hart van de zeven sacramenten. Het krijgt echter telkens een andere kleur, omdat de omstandigheden en de aanleiding voor het vieren van de sacramenten ook verschillend zijn. Nu eens ligt het accent op de verbinding met Christus, dan weer op het lijden, de dood, de vreugde, de vrede, de verzoening of het nieuwe Leven, ook al horen al deze aspecten van Pasen wezenlijk bijeen. 

Wie met aandacht en welwillendheid de gebeden, symbolen, handelingen en andere elementen benadert, zal de eigenlijke betekenis van het gebeuren scherper gaan aanvoelen en zal ook steeds meer thuis raken in de liturgie.