“We’ll meet again”
Onlangs overleed Vera Lynn. Een symbool van veerkracht en hoop. Tijdens de oorlog wist ze het moreel van miljoenen Britse soldaten op te vijzelen. “We’ll meet again” werd haar absolute oorlogshit. Het beschreef perfect de hoop van de soldaten op een hereniging met hun geliefden, waar en wanneer dan ook. Niet zonder reden hoor ik deze ”evergreen” nog zo vaak bij uitvaarten, in kerk of crematorium. Ooit zei Vera Lynn in een interview: “Dat lied herinnerde de jongens aan datgene waar ze werkelijk voor vochten: geen ideologie maar dierbare persoonlijke dingen. Ik bracht ‘thuis’ voor hen een beetje dichterbij.” Heel begrijpelijk dat men haar “the sweetheart of the forces” noemde, de lieveling van de troepen.
“We’ll meet again” was in coronatijd het lied dat gezongen werd door leraren die het zonder leerlingen moesten stellen, door acteurs zonder theater, door horecabazen zonder klanten aan de toog, door pastoors zonder parochianen in de kerk. Sta me toe even stil te staan bij die laatste.
Vanaf begin juni zijn onze kerken weer open voor de publieke liturgie. Gelukkig. We kunnen ondertussen zeggen: “We have meet again”. We hebben elkaar weer ontmoet; zij het gedeeltelijk want niet meer dan 30 vooraf aangemelde personen mochten in de junimaand aanwezig zijn. Helaas hebben we mensen moeten teleurstellen. Elke zondagviering in Haarsteeg, Nieuwkuijk en Vlijmen was in de kortste keren volgeboekt
Er breken betere tijden aan. Vanaf juli wordt het aantal opgeschaald. Het blijft voorlopig wel een anderhalvemeter-kerk waar liturgische hygiëne in acht wordt genomen, waar éénrichtingsverkeer geldt zodat mensen elkaar niet kruisen, waar handgels het wijwater vervangen, waar samen zingen en de fysieke vredeswens nog uitblijven en waar de communie-uitreiking iets ingewikkelder verloopt. Ik begrijp dat dit niet op applaus wordt ontvangen en dat dit hier en daar op verzet en weerstand stuit. Ik ben zeker niet ongevoelig voor de bezwaren die hieromtrent leven maar omwille van de volksgezondheid die ons allen aanbelangt, dienen we ons te houden aan de voorgeschreven protocollen. We hebben immers de gezamenlijke verantwoordelijkheid om zorg te dragen voor elkaars gezondheid en welzijn. Bovendien kan en mag het kerkgebouw geen bron van besmetting worden. Optimale hygiëne is in de huidige omstandigheden dan ook het parool. Nogmaals: het is niet ideaal maar gaan met een kruk is beter dan blijven liggen. Stapje voor stapje komen we weer op gang.
De afgelopen maanden is de kerk niet stilgevallen omdat er geen publieke vieringen waren. Het vrijwilligerswerk ging gedeeltelijk door. De diaconale inzet liet zich niet afremmen door corona. Vooral de digitale wereld kende een stevige groei. Vergaderingen vonden plaats via Skype. You-tube filmpjes met daarop een ‘woord van de pastoor’ werden opgenomen, op website en facebook geplaatst en gretig bekeken. Voor het eerst verzorgde ik voor mijn studenten colleges via Zoom. Allemaal mooi en nobel. We mogen dankbaar zijn dat de technologie dit alles mogelijk maakt. Toch groeide onmiskenbaar het verlangen naar het echte leven. Ook in de kerk: we zijn immers geen virtuele maar een reële gemeenschap. We zijn mensen die leven van fysiek contact en niet van een scherm. We willen elkaar weer rechtstreeks in de ogen kijken, gewoon even met elkaar praten, face to face.
Ja, er ontbrak iets, iets onvervangbaars. Dat voelden we des te scherper toen de kerkdeuren eindelijk weer openzwaaiden. We hadden simpelweg elkaar gemist. Samen vieren, weten dat we deel uitmaken van een groter verband. God nabij weten in die vertrouwde parochiekerk waar we al jaren thuis zijn. Wat zei Vera Lynn al weer? “Ik bracht voor die jongens ‘thuis’ wat dichterbij”. Ook in de kerk zijn we kind aan huis. Ik zag blije mensen. Er werd gezwaaid naar elke oude bekende. Menigeen zag ik een traan wegpinken. De belangrijkste les schuilt wellicht in de waardering van het eenvoudige. Doordat de hele wereld even stil stond, beseffen we beter wat er echt toe doet.
Het echte leven herneemt. Voorzichtigheid blijft geboden. Laten we koesteren wat we hebben, dankbaar zijn voor elk stapje voorwaarts. Sommigen wachten nog even, kijken de kat uit de boom. Alle begrip. Tot hen zeg ik: “We’ll meet again. Some sunny day”. Op een zonnige dag.
David Lebrun, pastoor parochie H. Augustinus