Nieuwkuijkse kerk 65 jaar
“Ieder huisje heeft zijn kruisje”, luidt de volkswijsheid. Ieder Godshuis heeft er zelfs twaalf: de wijdingskruisjes, aangebracht langs de muren van het kerkgebouw. Twaalf kruisjes die ons eraan herinneren dat de kerk ooit gewijd of beter “geconsacreerd” werd. Waarom twaalf? Vanwege de symboliek. Zoals het Godsvolk uit het oude testament gestoeld was op de twaalf stammen van Israël, zo is het nieuwe Godsvolk (de kerk) gebouwd op de twaalf apostelen.
De wijdingskruisjes die de muren van de Nieuwkuijkse tempel decoreren, zijn een tastbare herinnering aan de dag waarop de kerk werd toegewijd aan de eredienst. Voor de Nieuwkuijkse kerk is dat 65 jaar geleden. Op 20 juni 1955 consacreerde de toenmalige bisschop van Den Bosch, Mgr. Wilhelmus Mutsaerts, het nieuwe Godshuis. Een ontwerp van architect Nico van der Laan. Een goed jaar eerder had Pastoor Becx de eerste steen ervan gelegd.
Door het oorlogsgeweld in 1944 had de vorige neogotische kerk grote schade opgelopen. Een ervaring die toen heel wat dorpen in Zuid-Nederland meemaakten. Niet zonder reden zijn er tussen 1945 en 1963 ruim 1300 kerken in ons land gebouwd. Hierbij was het vaak zoeken naar een passende bouwstijl. De neogotiek had afgedaan. De jaren 30 hadden met architect Valk al een heel andere stijl laten zien. Daarnaast was de invloed van de Delftse School met Granpré Molière als voorman voelbaar. Hierop aansluitend besloot het bisdom Den Bosch in 1946 om een cursus kerkelijke architectuur in het leven te roepen. Deze driejarige opleiding ging door in het Kruithuis in Den Bosch en had als bedoeling een aantal architecten om te vormen tot “kerkenbouwers”. Eén en ander leidde tot de ontwikkeling van een heel eigen bouwstijl: de Bossche School. De Nieuwkuijkse kerk is hier een duidelijke exponent van. Een kerk, gekenmerkt door eenvoud, een ingetogen sfeer, een sobere vormentaal. Evenwicht in de maatverhoudingen is voor de Bossche School van kapitaal belang zodat de ruimte optimaal tot haar recht komt. De soberheid en de eenvoud van het “Bossche” interieur leiden dan ook tot een hoge mate van verstilling. Je treedt binnen in een ruimte die zo gestileerd is dat deze je verheft uit de alledaagsheid van het bestaan. Dat is toch wat een kerk hoort te doen!
Een kerk hoort nog meer te doen. Een kerk maakt van de huizen die er omheen staan een sociaal netwerk. Het kerkgebouw zegt impliciet tot elke bewoner van een dorp: “jullie hebben met elkaar te maken”. Een kerk geeft aan dat mensen geen toevallige voorbijgangers zijn, maakt hen bewust van de wortels van onze cultuur. Meestal zegt men: een kerk verwijst naar boven, naar de hemel. Is het niet andersom? Is de kerk niet het teken dat de hemel een woning zoekt onder de mensen? God wil niet veraf blijven. Hij wil onder ons wonen. We mogen bij Hem kind aan huis zijn. Daarom is en blijft de dorpskerk mensen zo dierbaar!
De Nieuwkuijkse kerk blijft herkenbaar dankzij haar toren. Deze dankt ze aan de “Vrolijke Torenbouwers”. Toen van overheidswege werd besloten geen subsidie te verlenen voor een kerktoren, kon pastoor Becx hier geen vrede mee vinden. Zijn kapelaan Harrie Speekenbrink riep met twee leiders van de scouting een comité in het leven. Dankzij allerlei “vrolijke” acties en twee grote zomerfeesten werden gelden ingezameld. Niet zonder succes. De toren is en blijft een dankbaar ijkpunt voor ons dorp.
Dagelijks zie ik talloze mensen langs de kerk voorbijkomen; in de auto, op de fiets, te voet. Ze zien de kerk. Het is onmogelijk haar niet te zien. Wellicht voor velen niet meer dan een zwijgzaam gebouw waarvan de facade haar enige boodschap is. Toch is ze aanwezig. Ze biedt herkenning, verpozing, troost aan de reiziger, op weg naar ergens of nergens. Ze moraliseert niet. Ze staat er gewoon, toont de weg, één enkel ogenblik, heel nabij, al 65 jaar!
David Lebrun, pastoor parochie heilige Augustinus